In september van het vorige jaar verzelfstandigde het vaktijdschrift Varkens—sinds 1935, toen het gelanceerd werd als ledenblad van de vereniging het Nederlands Varkensstamboek. Verzelfstandiging wil in dit geval zeggen: eigenaar/uitgeverij de Coöperatie Pigture Group bood de hoofdredacteur de mogelijkheid het blad voor eigen rekening en risico—neem ik aan—voort te zetten.
Zij mag nu de concurrentie voortzetten met de foliouitgaven Pig Business van uitgeverij Agrio, en Varkenshouderij (vakdeel van Boerderij) van Reed Business. In digitale vorm is er ook nog VarkensNET van AgriConnect, een initiatief van Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO) Noord en de Limburgse Land- en Tuinbouwbond (LLTB).
Het bericht trok mijn aandacht. Wat ik me afvroeg is hoe zo’n verzelfstandiging zich voltrekt; wat gaat eraan vooraf; welke signalen duiden op een verminderde belangstelling vanuit het overkoepelende bedrijf voor het vaktijdschrift waaraan jij met hart en ziel werkt? Ik zou daarvan een checklist willen maken.
“De snel veranderende ontwikkelingen in informatievoorziening en de rol die media daarin kunnen spelen vragen naast feeling met de branche om specialistische kennis van het uitgeefvak, media, strategieën en businessmodellen. Dit behoort niet tot de core-business van Coöperatie Pigture Group”, heet het in de nieuwsberichten rond de overname. Een prachtige volzin.
Ik vat het samen met: we willen er vanaf, want uitgeven behoort niet langer tot onze core-business.
Een prima argument. Jammer dat de passages over ‘veranderende informatievoorziening’ en ‘specialistische kennis over het uitgeefvak’ er ernstig afbreuk aan doen; alsof de redactie—inclusief de huidige hoofdredacteur— de voorbije jaren heeft geslapen! Misschien is dat wel het eerste punt van mijn checklist: signalen dat de groene seinen van kleur veranderen.
- zinnen zoals die hierboven, ofwel uitgesproken bij de koffieautomaat, danwel opgeschreven in officiële documenten van het bedrijf, zoals bijvoorbeeld het jaarverslag.
De belangrijkste is volgens mij de verminderende bereidheid tot investeren. Dat kan zich uiten in:
- het afwijzen van redactionele en/of commerciële plannen die zich op redelijke termijn—voorspelbaar—kunnen bewijzen als succesvol;
- voorstellen tot, of vragen naar kostenreductie terwijl de opbrengst daarvoor geen aanleiding geeft (‘goedkoper’ formaat, papier, etc.; maar ook goedkopere vormgeving, free lancers, fotografen, etc.);
- ‘moeilijk doen’ over het op peil houden van het aantal fte dat beschikbaar is;
- maar ook het vragen om hogere (advertentie)opbrengsten—tegelijkertijd met één van de vorige punten.
Een ander signaal is (plotselinge) kritiek op de eigen uitgave. Die is lastiger te herkennen want kritiek kan ook voortkomen uit te- en oprechte betrokkenheid bij de eigen uitgave. De crux zit hem hier in de plotselinge opkomst:
- het ‘reilen en zeilen’—redactioneel en commercieel—van de directe concurrenten wordt ineens bijgehouden. Dat leidt tot vragen als: “Waarom hebben wij daarover niet geschreven”, of opmerkingen als: “Dat doen ze bij [naam concurrent] toch wel goed”.
Wie?
Eric Ravestijn
LinkedIn